Schaduw over texel Hoofdstuk Zes

Dorien laat zich met een zucht achterovervallen op
haar bed. Ze had gehoopt zoveel verder te zijn in het
onderzoek. De bittere werkelijkheid is dat er geen
enkel spoor van Sara is. De dag heeft wel veel vragen
opgeleverd, vragen waar ze graag een antwoord op
zou willen hebben. Te beginnen bij het gezinnetje
waarbinnen het drama zich afspeelt. Het intense
verdriet van de moeder was goed voelbaar geweest
maar de bijna achteloze manier waarop de vader met
de vermissing van zijn dochtertje leek om te gaan,
riep wel wat vragen op. Ze had Arie gevraagd naar
achtergrondinformatie over het gezin. Hij was met een
dossier van jeugdzorg teruggekomen. Een eindeloos
epistel met gebeurtenissen. Verwaarlozing en ruzies
hadden er uiteindelijk voor gezorgd dat een
jeugdrechter het meisje gedwongen uit huis had laten
plaatsen. Ze was net twee jaar oud toen ze in een
pleeggezin werd geplaatst. Na een jaar hadden de
hulpverleners aangegeven dat het weer veilig was
voor Sara om bij haar ouders terug te keren. Dorien
vraagt zich af of deze beslissing juist is geweest,
wetende dat ze de kleine Sara alleen in een tent lieten
slapen terwijl ze zelf naar de kroeg gingen.
Dan was er nog het verhaal rond de man die door
Anita ‘die kale viezerik’ werd genoemd en over wie
Frans had beweerd hem niet te kennen, terwijl Anita
aangaf dat Frans en hij elkaar wel degelijk vaker
hadden gesproken. Het was redelijk eenvoudig
geweest te achterhalen wie de man in kwestie is. In
de Strandjutter had de barkeepster onmiddellijk ene
Johan genoemd, ze kon zelfs vertellen waar hij
woonde. Een bezoek aan zijn huis had nog niks
opgeleverd en een oproep aan de Texelse politie om
naar hem uit te kijken ook niet. Wel had ze kunnen
afspreken dat zijn huis in de gaten zou worden
gehouden en bij een teken van leven zou het
onmiddellijk gemeld worden. Hopelijk zou het
forensisch onderzoek wat aanwijzingen geven. Ze had
Gert tijdens de dagevaluatie gesproken. Erg hoopvol
had hij echter niet geklonken. De aanhoudende regen
van de afgelopen nacht had eventuele voetafdrukken
of andere sporen rond de tent geheel weggespoeld.
Alle hoop is gevestigd op DNA-sporen die ze hebben
gevonden in de tent. Gert verwachtte in ieder geval
morgen duidelijkheid te hebben over het aantal
personen van wie celmateriaal is gevonden;
achterhalen met wie de DNA-profielen matchen zou
de volgende stap zijn. Ze moet het akelige gevoel die
deze zaak bij haar veroorzaakt even kwijt zien te
raken en haar gedachten verzetten, aan andere
dingen denken. Ze pakt haar mobiel en zoekt Anton in
haar contacten. De telefoon gaat meerdere malen
over voor ze het stemmetje van Jasmin hoort.
‘Hé schatje, neem jij de telefoon van papa op?’
‘Ja, papa is buiten in de tuin.’
‘In de tuin? Is het daar niet een beetje te koud voor?’
‘Hij laat de nieuwe plantjes aan de mama van
Kimberly zien die we vandaag bij Intratuin gekocht
hebben.’
‘Oh en wat doe jij?’
‘Ik ben met Kimberly op de iPad.’
Kimberly is een naam die ze wel eens vaker van haar
dochter heeft gehoord, ze kon zich echter niet
herinneren dat het meisje ooit bij hen thuis was
geweest.
‘Heeft Kimberly bij je gespeeld vandaag?’
‘Ja, ze is ook mee geweest naar Intratuin en ze mocht
ook een plantje uitzoeken van papa.’
‘Dat is lief, zeg.’
‘Ja, en we hebben pannenkoeken gegeten, hele
lekkere.’
‘Ja? Heeft papa de heel speciale papapannenkoeken
gemaakt?’
‘Nee, de mama van Kimberly heeft ze gemaakt.’
Dorien voelt een wee gevoel in haar maag, het idee
dat een vreemde vrouw in haar keuken voor haar
dochter pannenkoeken aan het bakken is bevalt haar
helemaal niet. Met moeite zegt ze: ‘Dat is fijn, liefje.
Kun je papa even voor me roepen?’
Een paar minuten blijft het stil en dan hoort ze de
stem van haar man.
‘Hé schat, hoe is het?’
Verbeeldt ze het zich of klinkt hij vrolijker dan ze hem
in maanden heeft gehoord? Ze vermant zich en
probeert op eenzelfde toon te antwoorden.
‘Goed… druk, nou ja, het onderzoek loopt moeizaam
tot nu toe. Maar hoe is het bij jullie? Ik hoor dat je
plantjes hebt gekocht?’
‘Ja, we zijn vanmiddag naar Intratuin geweest, de tuin
staat er weer prachtig bij.’ Dorien denkt aan de
vreemde vrouw die nu waarschijnlijk in de tuin bij de
nieuwe plantjes staat, haar plantjes in haar tuin en
haar man. Koortsachtig probeert ze zich een gezicht
te herinneren bij de moeder van Kimberly maar zelfs
het meisje zelf kan ze niet voor de geest halen, laat
staan een moeder. Zou ze het gewoon aan Anton
vragen? Naar de vrouw die zulke lekkere
pannenkoeken heeft staan bakken in haar keuken?
Dan hoort ze Anton zeggen: ‘Zullen we morgen verder
praten, ik wil de plantjes nog even water geven. Ik bel
je morgenavond, oké?’
Ze kan nog net ‘Oké’ terugzeggen; dan hoort ze hem
groeten en wordt de verbinding verbroken. Geen
woord over Kimberly of een moeder. Verdomme, dit
voelt helemaal niet goed. Heel even komt de
gedachte boven om nu naar de boot te rijden. Ze zou
nog net de laatste boot kunnen halen en over drie uur
thuis kunnen zijn, in haar eigen bed kunnen slapen en
morgenvroeg met de eerste boot weer terug op het
eiland kunnen zijn. De vermoeidheid die ze voelt
verdrijft de gedachte net zo snel als die gekomen is.
Ze moest zich concentreren op het onderzoek. Het
zou gekkenwerk zijn nu naar huis te rijden. Ze heeft
geen enkele reden om aan Anton te twijfelen. Wat zou
het dat er een vriendinnetje en haar moeder zijn
blijven eten, logisch dat hij behoefte heeft aan wat
gezelschap en zeker niks om onzeker over te worden.
Ze pakt de afstandsbediening van de tv en zapt langs
verschillende programma’s tot ze haar ogen niet
langer open kan houden en in slaap valt.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*